Samen komen we verder!
Samenwerking tussen wetenschap en praktijk om het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen te verbeteren
(Hoog)begaafdheid is een onderwerp waar de laatste tijd steeds meer aandacht voor is. Maar klopt het beeld van (hoog)begaafdheid dat in de media wordt geschetst eigenlijk wel? Is het realiteit of juist beeldvorming dat er veelal vanuit een problematiserend perspectief wordt geschreven? Hoe komt het dat opvattingen over hoogbegaafdheid zo van elkaar verschillen? Wat is er vanuit de internationale wetenschappelijke literatuur bekend over passend onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen en hoe kan die informatie bij een breed Nederlands publiek terechtkomen? Om deze vragen goed te kunnen beantwoorden is het nodig om wetenschap en praktijk meer samen te brengen.
Wetenschappelijk expertisecentrum RATiO
Hoogbegaafdheid als thema kent internationaal gezien een nog relatief jonge onderzoekstraditie. Begin 1900 is in de Verenigde Staten het eerste onderzoek gestart naar exceptioneel intelligente kinderen (Terman, 1926). In Nederland kwam systematische aandacht voor en onderzoek naar (hoog)begaafdheid pas in de jaren 1980 van de grond. Aanvankelijk lag het accent op onderwijs, ontwikkeling en zorg voor hoogbegaafde kinderen en adolescenten. Later kwam er ook aandacht voor de ontwikkeling van hoogbegaafde volwassenen en senioren, zowel in werk- als in privésituaties (zie bijvoorbeeld www.ihbv.nl).
De Radboud Universiteit in Nijmegen heeft vergeleken met andere Nederlandse universiteiten een lange traditie als het gaat om onderzoek naar hoogbegaafdheid. Vanaf de jaren 1980 deed prof. dr. Franz Mönks struc- tureel onderzoek naar hoogbegaafdheid. Franz Mönks was als geen ander in staat om vanuit de wetenschap verbinding te maken met leerlingen, hun ouders en hun leerkrachten. In die zin was hij zijn tijd ver vooruit door onderzoek en praktijk met elkaar te verbinden. Vanuit die traditie is in 2019 het wetenschappelijk expertisecentrum RATiO opgericht.
RATiO staat voor kwalitatief hoogstaand wetenschappelijk onderzoek naar (hoog)begaafdheid en de vertaling van dat onderzoek naar praktijk en beleid. We verzamelen op innovatieve wijze kennis over de ken- merken en onderwijsbehoeften van (hoog)begaafde leerlingen en hun omgeving. We kijken naar verschillen tussen (groepen) leerlingen en naar persoonsgerelateerde kenmerken die bepaalde verschillen kunnen verklaren. We doen dat door fundamenteel en toegepast onderzoek te combineren en door samen te werken met veel verschillende praktijkpartners uit onderwijs en zorg, zoals wetenschappers, scientist-practitioners, leraren en klinische experts. Zo kunnen we praktische toepassingen een wetenschappelijke basis geven. We vinden het daarbij belangrijk om het thema hoogbe- gaafdheid op de landelijke agenda te zetten en te hou- den. Ook vinden we het belangrijk om onze bevindingen op een toegankelijke en begrijpelijke wijze te delen. Dat doen we door praktijkartikelen te schrijven, kennisclips te maken en producten te ontwikkelen die voor iedereen te vinden zijn. Ter illustratie volgen hier twee voorbeelden van projecten waar we binnen RATiO mee bezig zijn. Het eerste betreft een opmaat naar een landelijke thematische kennisagenda, het tweede betreft een landelijk impactonderzoek naar passend onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen.
Opmaat naar een landelijke kennisagenda
De laatste tijd worden onderzoeksthema’s samengebracht in zogenoemde kennisagenda’s. Voor het onderwijs brengt het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek thema’s voor de kennisagenda in kaart. Op deze kennisagenda komen de belangrijkste thema’s te staan om kwalitatief hoogstaand onderwijs te kun- nen (blijven) bieden in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Het thema hoogbegaafdheid staat hier (nog) niet in. Dit was voor RATiO de reden om in samenwerking met andere partijen een opmaat te schrijven naar een landelijke, thematische kennisagenda hoogbegaafdheid. Hierbij was het belangrijk dat de vragen en thema’s uit de onderwijspraktijk zouden komen. Hierdoor wordt duidelijk welke (reeds aanwezige) kennis beter gedeeld kan worden met de onderwijspraktijk en welk nieuw onderzoek nodig is. Meer dan honderd mensen hebben input geleverd voor deze opmaat. Hier zijn vier hoofdthema’s uit gekomen:
1. hoogbegaafdheid in het onderwijs;
2. sociale en emotionele ontwikkeling met betrekking tot hoogbegaafdheid;
3. signaleren, meten en assessment;
4. hoogbegaafdheid in de samenleving.
Nieuwsgierig naar wat de thema’s inhouden en hoe we tot deze thema’s zijn gekomen? De rapportage is te vinden op www.ru.nl/bsi/ratio.
Impact van subsidiegelden
Momenteel heeft RATiO de projectleiding over een lan- delijk impactonderzoek, Impact of Activities in Gifted Education (IMAGE). Dit onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met verschillende partners (zie figuur 1). IMAGE wordt door het Nationaal Regieorgaan Onder- wijsonderzoek gefinancierd om de impact te meten van de subsidieregeling Begaafde leerlingen in primair en voortgezet onderwijs. Deze subsidieregeling is bedoeld om het primair en voortgezet onderwijs te stimuleren om een passend onderwijs- en ondersteuningsaanbod voor begaafde leerlingen in te richten. Het doel van IMAGE is dan ook het ontwikkelen van kennis over een dekkend onderwijsaanbod voor begaafde leerlingen door de impact te meten van de activiteiten die dankzij de subsidieregeling in dat onderwijs plaatsvinden.
Meer dan 90 procent van de samenwerkingsverbanden heeft de subsidie gekregen op basis van door hen zelf ingeleverde plannen. In deze plannen zijn de activiteiten beschreven die ze momenteel aan het uitvoeren zijn of nog gaan uitvoeren. IMAGE is gestart in september 2020 en loopt tot en met februari 2025. In het afgelopen halfjaar zijn de plannen van de samenwerkingsverbanden nader geanalyseerd en op basis daarvan zijn er nu zes deelstudies opgezet (zie figuur 2). Daarin wordt onderzocht wat de impact is van de activiteiten (ook wel interventies genoemd) op vier uitkomstvariabelen, namelijk ontwikkeling van de leerlingen, het onderwijs- en ondersteuningsaanbod, de kennis en expertise in het onderwijsveld en de samenwerking binnen dit onderwijsveld. In elk van de deelstudies gaat het om meer inzicht in de werkzame mechanismen en de condities waaronder die interventies het best kun- nen plaatsvinden. Kortweg gaat het om de vragen: Hoe werkt het? En wat is daarvoor nodig?
Vijf van de zes deelstudies hebben betrekking op specifieke thema’s, namelijk identificatie van (hoog) begaafde leerlingen, onderwijsaanpassingen, gecom- bineerde expertise in complexe situaties (zoals dubbel bijzondere leerlingen en thuiszitten), het organisatieperspectief met samenwerking binnen en tussen samenwerkingsverbanden en scholen, en de ontwikkeling van expertise van docenten op dit gebied. De zesde deelstudie is meer overkoepelend en richt zich op het systeem rondom de (hoog)begaafde leerling met beleidsmakers, onderwijs- en zorgmedewerkers en de ouders.
Binnen IMAGE is een belangrijke rol weggelegd voor kennisdeling en kennisbenutting. Dit houdt in dat er speciale aandacht wordt besteed aan het vertalen van de uitkomsten van IMAGE voor het onderwijsveld, de relevante zorginstellingen, de ouders en leerlingen zelf. Dit zal worden gedaan door middel van een web- site, nieuwsbrieven, social media, factsheets/posters/ placemats, webinars, regionale kennisdelingsbijeen- komsten, congressen, vakpublicaties, kennisclips en een interactieve kaart van Nederland met daarop initi- atieven in relatie tot het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen. Met name het National Talent Centre of the Netherlands (NTCN) en CBO Talent Development zul- len dit gaan doen. Op deze manier is kennisbenutting ook na afloop van IMAGE gewaarborgd
Referenties
Bakx, A., Hoogeveen, L., Kroesbergen, E., Vergeer, J., van Weerdenburg, M., & Wittelings. M. (2021). Opmaat naar een thematische kennisagenda hoogbegaafdheid. RATiO, Radboud Universiteit.
Mönks, F.J. (1985). Hoogbegaafden: een situatie- schets. In Mönks, F.J., & Span, P. (red.) Hoog begaafden in de samenleving, pp. 17-31.
Van Gorcum.
Terman, L. (1926). Genetic studies of genius. Mental and physical characteristics of a thousand gifted children. Stanford University Press.